Op zondag 9 april 2017 deelgenomen aan de battlefield tour Operatie Amherst, samen met mijn vrouw Elly die deze tour ook heel graag eens wilde meemaken. We troffen het wel want het was uitgerekend deze dag heerlijk weer. Onze gidsen waren Joël Stoppels en Wybo Boersma. We bezochten kris kras door Drenthe de locaties waar in de nacht van 7 op 8 april 1945 Franse parachutisten van de Special Air Service werden gedropt uit een Short Stirling bommenwerper.

Operatie Amherst was de codenaam van de geallieerden voor een speciale commando-actie op 7 en 8 april 1945 ter bevrijding van Drenthe 1945 als voorbereiding van de aanval van de Canadezen op Groningen, tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Franse parachutisten vormden een onderdeel van de SAS, de Britse, militaire Special Air Service. Zij moesten in de Operatie Amherst verkeersknooppunten en bruggen in Drenthe en Groningen veilig stellen. Op die manier konden Canadese troepen snel naar de stad Groningen trekken. De operatie was redelijk succesvol, al liep zij niet geheel volgens plan en sneuvelden er in Drenthe 33 Franse parachutisten,
Er werden 700 man gedropt, onder wie vier Nederlanders en één Syriër. Ongeveer de helft van hen kwam door slecht weer één tot enkele kilometers van het doel terecht. Ook konden een aantal jeeps niet gedropt worden. In totaal werden er 47 groepen gedropt. Zij moesten het opnemen tegen naar schatting 12.000 verspreid gelegerde Duitse militairen onder wie Nederlandse SS'ers.
Het Drentse hoofdkwartier van de Duitsers bevond zich in Westerbork, waar ongeveer 40-50 Duitsers verbleven en dat eveneens een doel vormde. Daar vlakbij waren 15 Fransen geland. Deze kregen steun van een plaatselijke knokploeg, en bonden de strijd aan met de Duitsers, maar leden wel verliezen, terwijl aan de Duitse kant onder meer een generaal werd uitgeschakeld.

Het is tot op heden onduidelijk wat het nut was van deze operatie. Misschien speelden persoonlijke belangen een rol.

Spier

Deze vergelijkingsfoto maakte ik op 9 april 2017 van het tot op de dag van vandaag bestaande café in
Spier. In 1945 heette het café Hummel. De Franse parachutisten hadden positie ingenomen in een door de Duitsers achtergelaten schuttersput. Men kon met een mitrailleur de splitsing onder schot houden. De foto uit 1945 is blijkbaar genomen na afloop van de gevechten, gezien de aanwezigheid van de locale bevolking die al snel contact maakt met hun bevrijders.

De inwoners van Spier met hun bevrijders, de Franse parachutisten van de SAS

Direct aan de weg, fotografeerde ik het voormalig graf van majoor Jean Salomon Simon. Hij wordt tijdens
gevechten op 11 april dodelijk getroffen aan zijn hoofd en overlijdt enkele uren later in Hoogeveen. Simon's graf, getooid met zijn helm, is blijven bestaan, ook al is hij later met andere Franse militairen herbegraven op de Franse erebegraafplaats in Kapelle-Biezelinge in Zeeland. Een tweede Fransman, Claudius Campan, overlijdt ook in Spier, maar wordt veel eerder begraven in Kapelle Biezelinge. Hij staat tot 2010 niet op het monument. Dat wordt dan alsnog rechtgezet door de broer van de gesneuvelde Franse parachutist.

Eén dag voor de bevrijding van het dorp op 11 april 1945, werden veertien burgers door Duitse soldaten om het leven gebracht met een nekschot. Dat kwam omdat de Duitsers hoorden dat de bevrijding ophanden was, en zij geen tijd meer hadden om de gevangenen naar Kamp Westerbork te brengen. Het vijftiende slachtoffer kwam om het leven bij een vluchtpoging. Zes van de geexecuteerde mannen zat daadwerkelijk in het gewapend verzet.

Van de mevrouw op deze foto staan de namen van haar opa, vader en oom op het monument. Dan komt de oorlog dichtbij...

Appelscha

De bij Appelscha neergekomen Franse parachutisten komen terecht vlakbij het onderduikershol van de knokploeg onder leiding van Wim van der Veer, een commando die in oktober 1944 bij Veenhuizen is gedropt om het Friese verzet te helpen. Als hij de groep para’s ontdekt, ziet hij hen aanvankelijk aan voor Duitse soldaten, maar ziet net op tijd de rode baretten. De verzetsmensen helpen daarna de Fransen als gidsen. Op 10 april wordt de brug Stokersverlaat bij Appelscha door verzetsmensen en Fransen bezet. De Drentse verzetsman Jan Eleveld wordt bij Appelscha door een Landwachter doodgeschoten, een tweede BS’er is zwaar gewond. De Fransen bij de brug trekken zich terug om de brug op 12 april weer te bezetten,
zodat de Canadezen er op 13 april probleemloos passeren.

Uitleg van de strijd bij de Stokersverlaatbrug in Appelscha.

Spoor van de gevechten bij de Stokersverlaatbrug in Appelscha. In het restaurant waar we onze lunch gebruiken staat een kastje met daarin een kogelgat door een ingeslagen kogel.

Elly bekijkt de uitrusting Franse parachutist SAS dat is uitgestald door onze gidsen in het restaurant
bij de Stokersverlaatbrug.

De uitrusting van een Franse parachutist van de SAS die sprong boven Drenthe.

Elly in het restaurant bij de Stokersverlaatbrug

Franse parachutisten ontmoeten Joodse onderduikers in het onderduikershol bij Appelscha

Gasselte

Vervolgens nemen de Duitsers weer bezit van hun hoofdkwartier en nemen alle mannen van Gasselte gevangen en sluiten hen op in het witte kerkje van Gasselte.

Orvelte

Het veroveren van bruggen en het voorkomen dat deze de lucht ingaan, vormt een belangrijk onderdeel van de operatie Amherst. Van de aanval op de Orvelterbrug getuigt een plaquette, die is aangebracht
op de achtergevel van één der gebouwen van de vroegere vlasfabriek van Orvelte aan het Oranjekanaal. Het roept in herinnering de dood van de korporaal 1e klas Antoine Treis. Bij het forceren van een
doorgang bij de vlasfabriek wordt hij getroffen door kogels, afgevuurd vanuit één van de nabij gelegen boerderijen. De mannen van luitenant Cameret die neergeladen waren bij de vlasfabriek gingen
naar een boerderij aan het Oranjekanaal. Hier woonden Hendrikus Pol en zijn vrouw Annigje, die in het verzet zaten. De parachutisten verbleven in de boerderij om te eten. Later die nacht betraden een
groep van 50 Duitsers de boerderij van Enting, ongeveer vijf kilometer verwijderd van de vlasfabriek. Na het huis zorgvuldig opgeruimd te hebben gingen de Fransen in de schuur van Pol's
boerderij slapen. Twee Duitse soldaten die later op die dag om koffie kwamen merkten de aanwezigheid van de Franse parachutisten helemaal niet op. De volgende dag besloot luitenant Camaret om zowel
de brug als de sluis bij de vlasfabriek te bezetten. De bewaking van de brug bestond uit acht Duitsers die gewapend waren met geweren en Panzerfausten. Zij werden overmeesterd. Twee Duitsers werden gedood
en de anderen krijgsgevangen gemaakt. Toen de Duitsers vanuit Enting's boerderij op de groep schoten, besloot luitenant Camaret om terug te trekken in het bost voordat de Duitsers versterking kregen. Toen maakten ze contact met de heer Reijntjes, de directeur van de vlasfabriek. In de volgende dagen regelde hij de verzorging van de parachutisten samen met zijn vrouw.

We verzamelen ons bij de voormalige vlasfabriek in Orvelte om te horen wat hier gebeurd is. Aan de gevel is het monument dat herinnert aan de Franse parachutist Antoine Treis die hier sneuvelde op 8 april 1945.

Het monument voor Antoine Treis is opgericht ter nagedachtenis aan de Franse sergeant die hier in de bevrijdingsweek om het leven kwam.

Op het monument staat de tekst:

HIER SNEUVELDE
VOOR ONS ALLER VRIJHEID
DE FRANSE PARACHUTIST
ANTOINE TREIS
8 APRIL 1945

In de nacht van 7 op 8 april 1945 landden in een groot gedeelte van Drenthe groepjes parachutisten van de Special Air Services (SAS). De meesten van hen waren van Franse afkomst. Deze para's hadden als doel het plegen van sabotageacties en het veroveren van enkele strategisch belangrijke objecten, maar vooral het stichten van verwarring onder de Duitse bezetter.
Het monument stond eerst aan de achterkant van het gebouw maar is rond 2010 op verzoek van de gemeente naar de voorkant gehaald zodat het beter zichtbaar is.
Het boek Operatie Amherst omschrijft het gevecht waarin Treis zijn leven verloor. Korporaal 1e klas Treis, een man met het wereldrecord snelspringen met de parachute op zijn naam, wordt omschreven als een echte vechtjas.


Na de landing van Treis en zijn collega’s nabij Orvelte, gaan zij in de vroege ochtend van zondag 8 april 1945 op weg naar de sluis van Orvelte, die door acht Duitsers bewaakt wordt. Een lichte nevel hangt boven het kanaal en de zandweg en mogelijk denken de Duitsers dat zij afgelost worden. In ieder geval reageren zij in eerste instantie niet bij het naderen van de Franse para’s, waardoor uiteindelijk een hevig gevecht op zeer korte afstand ontstaat. Aan beide zijden vallen hierbij gewonden, maar de Duitsers bij de sluis moeten zich gewonnen geven.
In een nabijgelegen boerderij bevonden zich 50 Duitsers, die versterking kregen vanuit het nabijgelegen Elp. Zoals in zoveel Amherst gevechten, vochten de Franse para’s zwaar in de minderheid. Zij zochten dekking via de westzijde van de Vlasfabriek. Toen er door de Duitsers even niet geschoten werd, wilde Treis een doorgang forceren. Direct nadat hij vanuit de dekking kwam volgde een korte droge vuurstoot, die Treis vermoedelijk niet meer gehoord heeft. Hij stort levenloos ter aarde

Onze gidsen Wybo Boersma en Joël Stoppels in gesprek met de zoon van Enting bij de vlasfabriek.

Elly met de foto van de vlasfabriek

Belgische jeeps van de SAS rijden over de begaanbaar gemaakte sluis te Orvelte.

Elly op de vergelijkingsfoto die ik maakte van de sluis te Orvelte.

Belgische jeep met parachutisten in Orvelte.

Franse parachutisten bij de schuur van fam Pol.

De typische Belgische jeeps van de SAS met de Franse parachutisten bij de boerderij van Pol. De jeeps
kwamen pas later, dus ten tijde van de droppings en de gevechten hadden de parachutisten niet het gemak van dit snelle vervoermiddel, maar moest alles te voet.

Westerbork

Het pand waarin café Slomp gevestigd was is thans ook nog een horeca-gelegenheid.

In Westerbork wordt bij toeval de ervaren Pruisische generalmajor Karl Böttger bijna uitgeschakeld in zijn hoofdkwartier in hotel Slomp. Dit wordt op 8 april bestormd door Franse parachutisten. De generaal raakt gewond maar weet te ontkomen. Bij het voormalig gemeentehuis bevindt zich het herinneringsmonument van de voormalige gemeente Westerbork. Bij de gevechten in het dorp op 8 april sneuvelen 3 para's. Böttger is sinds maart 1944 in de stad Groningen commandant van Feldkommandantur 674, als hij in april 1945 het bevel krijgt over de verdediging van Midden-Drenthe, een 26 kilometer lange linie langs de Hoogeveensche Vaart. Hij heeft daarvoor de beschikking over vier
compagnieën van maximaal 130 man. Hij wordt in diverse bronnen ook genoemd als de man die de leiding heeft over de verdediging van de stad Groningen, maar hij ligt tijdens dat gevecht zwaargewond in een
Duits hospitaal. Generaal Böttger wordt op 8 mei alsnog opgepakt en zit tot juni 1947 in de cel. In 1957 maakt hij op basis van zijn herinneringen een schets van de verdediging van Drenthe. Hij overlijdt in 1965 in Bremen.

In Westerbork horen we van de centrale rol die geheim agent Willem van der Veer heeft gespeeld bij zowel de bevrijding van het dorp als de bevrijding van kamp Westerbork. Hij heeft namelijk vanuit het gemeentehuis in Westerbork getelefoneerd met kampcommandant Gemmeker en gezegd dat het over was. Vervolgens heeft Gemmeker zijn biezen gepakt en is gevlucht. Op 13 april reden de Canadese pantserwagens het kamp binnen.

Onze gids Wybo boersma in gesprek met enkele deelnemers aan de tour

Het bevrijdingsmonument in Westerbork.

Elly bij het bevrijdingsmonument in Westerbork.

Willem van der Veer

Een belangrijke rol bij de bevrijding van Westerbork was geheim agent Sgt. Willem van der Veer. Geheim agent Sgt. Willem van der Veer, Hij was geboren en getogen in Alblasserwaard in Zuid-Holland, kwam op 9 oktober 1944 in de provincie Drente neer. Het was half een 's nachts. Zijn opdracht, waarvoor hij een zekere vrijheid van handelen had ontvangen, was als volgt. Hij moest wapens die boven Drente gedropt waren afleveren ten bate van het ondergronds verzet. Hij moest een verzet cel organiseren en de manschappen die daarmee verbonden waren instrueren in het gebruik van wapens. Vervolgens moest hij er op toezien dat bij het doorstoten van het Canadese leger diverse kanaalbruggen onbeschadigd in het bezit van deze Ondergrondse cel zou vallen. Ook moest hij voorkomen dat de Duitsers de bruggen zouden laten springen.

Met behulp van zijn contacten en vrienden in Westerbork en omgeving, was er in de buurt van Appelscha een verzetsstrijderscel bijeengekomen die daar over een volkomen verborgen schuilplaats beschikte. Toen in de nacht van 7 op 8 april 1945 Operatie Amherst uitgevoerd werd hoorden van der Veer en degroep waartoe hij behoorde een laagvliegende bommenwerper overkomen. Niet wetende wat de bedoeling daarvan was vermoedden ze dat het een aangeschoten vliegtuig was dat een noodlanding moest maken. Het geluid van neerstorten bleef echter uit. De volgende morgen maakte van der Veer voor het eerst contact met Franse parachutisten die in de omgeving geland waren. Van der Veer besloot, zonder daartoe
opdracht ontvangen te hebben, om in de richting van het dorp Westerbork te gaan waar hij uiteindelijk terecht kwam bij zijn vriend, de man die hem in de eerste dagen na het springen in 1944 onderdak had gegeven. 

Het was de plaatselijke marechaussee Stoel. Stoel was een van de weinige politieagenten die gedurende de oorlogsjaren betrouwbaar was. Van der Veer zag van nabij het urenlange vuurgevecht dat zich ontwikkeld had in het dorp Westerbork tussen de Franse parachutisten en de Duitsers. Willem, slechts
bewapend met een revolver, kon alleen maar toezien. Hij besloot om zijn toevlucht te zoeken bij de familie Sliekers, een boer uit Westerbork. Op dinsdagmorgen 10 april is hij 's morgens heel vroeg naar buiten gegaan. Hij kon het geronk van de motoren en het geluid van de rupsbanden identificeren. Dat waren naderende tanks. at verder volgt is het interessante relaas zoals het verteld is door Willem van der Veer aan Roger Flamand en vertaald door de heer J.H. Jansen in het boek Operatie Amherst.

Ik had de eer Willem van der Veer in 2001 te ontmoeten in het toenmalige Oorlogsmuseum aan de Kloosterstraat 9 in Assen, waar hij twee boeken voor mij heeft gesigneerd: 'De Gideonsbende' en 'Nederlandse Oorlogsroman Omnibus'.

Gewapend met slechts het pistool van Opperwachtmeester Stoel begaf hij zich naar het gemeentehuis in het dorp Westerbork. Van der Veer vertelt: 'Mjjn plan was de burgemeester en zijn
wethouders zo snel mogelijk gevangen te nemen, om gijzelaars te hebben om de anderen te redden. De burgemeester was als NSB'er de beroerdste niet. En verder wilde ik de Nederlandse vlag op het
gemeentehuis zien wapperen als de tanks aankwamen. Ik weet niet hoe laat het was, misschien 6 of 7 uur 's morgens. Ik had elk besef van tijd verloren. Ik ben naar het gemeentehuis gegaan. De deur was open. De conciërge kwam aangelopen. 'Kan ik de burgemeester spreken, ik heb een belangrijke boodschap.' 'Ik zal het even vragen', zei de conciërge, die een goede vaderlander was. Hij kwam terug. 'Meneer de burgemeester kan u ontvangen.' Toen stapte ik de raadzaal binnen waar de burgemeester zich bevond in gezelschap van vijf personen (raadsleden). 'Ik ben van der Veer, dat staat op mijn persoonsbewijs . Ik heb iets voor u.' Ik haalde mijn wapen te voorschijn en zei, 'U bent mijn gevangenen.' Toen kreeg ik een koude
douche. 'Meneer van der Veer,' zei de burgemeester, 'wij weten dat de zaak verloren is en daarom zijn we hier, om ons over te geven.' Uit een lade haalde hij een pistool en munitie. Mijn rol van held was voorbij. Nauwelijks had ik het wapen opgeborgen of de vrouw van de conciërge kwam binnen met een dienblad met koffie. 'Wilt u ook een kopje koffie, meneer van der Veer?' vroeg de burgemeester mij. En daar zat ik dan als verzetsman koffie te drinken met de NSB'ers.Ik opende de ramen, het was erg mooi weer. Men kon de tanks horen aankomen en op dat ogenblik ging de telefoon. De burgemeester wilde hem aannemen, maar ik nam de hoorn van de haak. 'Met Gemmeker!' hoorde ik. Gemmeker was de commandant van kamp Westerbork. Hij vroeg, 'Spreek ik met de burgemeester?' 'Ja', zei ik. Mijn Duits was slecht. 'Hoe is de situatie in Westerbork?' vroeg Gemmeker. 'Erg goed, het kan niet beter,' was mijn antwoord. Gemmeker stelde nog een paar onbelangrijke vragen en op dat moment hield ik de hoorn bij het raam en zei tegen hem: 'Luister.' Gemmeker antwoordde, 'Wat is dat? Bent u de burgemeester wel?' (dat laatste zeker vanwege mijn slechte Duits). Toen heb ik hem geantwoord: 'Why don't you speak English? - Waarom spreek u geen Engels? Binnenkort hebt u tijd genoeg om het te leren!' 'Ach', zei Gemmeker, terwijl hij de hoorn weer op de haak legde. De tanks reden de hoofdstraat in en ik rende onmiddellijk naar een Poolse luitenant en zei tegen hem: 'Snel naar Pieterberg, daar zijn gijzelaars!' en ik klom op de tank. Na deze gebeurtenissen heb ik de parachutisten niet teruggezien.

De bevrijding van Kamp Westerbork

Op 12 april 1945 bevrijden Canadezen zonder bloedvergieten Kamp Westerbork. Squadron B en C lagen bij het Oranjekanaal en trekken die ochtend naar Spier waar zij Franse paratroepers ontmoeten, die in de nacht van 7 op 8 april zijn gedropt tijdens de operatie Amherst.
In de middag van 11 april zijn de Duitsers gevlucht. Ze nemen 116 vrouwelijke niet-Joodse politieke gevangenen mee en laten die op 14 april bij Visvliet vrij. Kampcommandant Gemmeker draagt bij zijn vertrek het commando over aan de eerste dienstleider Kurt Schlesinger die op zijn beurt het commando overdraagt aan Aad (Adriaan) van As. Deze overdracht vindt plaats door het overhandigen van een klein pistool.

Aad van As

Van As werkt in het kamp als ambtenaar van de voedseldistributie in het kamp en woont er zelfs met zijn gezin. Het hoofd van de voedseldistributie heeft recht op een dienstwoning. 'Onze barak grensde aan de weg waar de trein langsreed, de Boulevard des Misères. Vanuit het raam konden we alles zien gebeuren. Het was iedere keer hartverscheurend.' Van As ziet negentig keer de trein uit Kamp Westerbork vertrekken. Hij heeft 30 medewerkers en moet die voortdurend van de transportlijst houden.

‘Ik heb de Duitsers in alle opzichten tegengewerkt.’ Van de dertig medewerkers van de voedseldistributie zijn er zes door toedoen van Van As niet op transport gesteld. In hun plaats hebben de nazi's overigens andere mensen gedeporteerd. Nog eens vijf medewerkers hebben de vernietigingskampen overleefd. Van As weet niet wat de Joden in de 'werkkampen' te wachten stond. Hij verstopt briefjes in de wagons met het verzoek om verslag te doen. Bij terugkeer staat er soms wat op gekrabbeld over de aankomst bij een fabrieksstad met hoge schoorstenen. Maar uit de kampen kwam nooit een bericht terug.

'De Tommies zijn er'

Rond drie uur worden de kampbewoners door van As in de Grote Zaal bij elkaar geroepen om te overleggen wat er verder gebeuren moest. Plotseling roept iemand van achter uit in de zaal, 'Meneer van As, telefoon voor u'. Op zijn vraag, 'Wie vraagt er naar mij,' komt het antwoord: 'de Tommies zijn er'. Iedereen rent naar buiten, richting kampboerderij, om de bevrijders binnen te halen. Velen springen bovenop de pantserwagens en rijden als overwinnaars tot aan de ingang van het kamp.

Aad van As vraagt na de overdacht van het kamp het hoofd van de buitendienst Zielke de Canadezen tegemoet te gaan en die overhandigt de Canadezen gegevens over het kamp. Er zijn dan nog circa 850 gevangenen in het kamp, die worden toegesproken door inlichtingenofficier kapitein Morris.

De bevrijders delen sigaretten en chocolade uit. Van As: 'Toen ik naar buiten kwam vroegen ze mij of ik die vlaggen wilde hijsen. Dit is een van de mooiste momenten van mijn leven geweest. Het werd gedaan onder het zingen van het Wilhelmus en toen voelde ik ineens geen grond meer onder mijn voeten. Ze hebben mij opgetild en zijn hier dansende met mij in het rond gegaan. Een mooiere afsluiting van de bevrijding had er voor mij niet kunnen zijn.'

Gevangenen uit dertien landen

De ruim 850 gevangenen die op 12 april 1945 in Kamp Westerbork bevrijd werden, komen uit dertien verschillende landen.Ruim de helft is Nederlands. De andere gevangenen komen uit Duitsland, Oostenrijk, Polen, Tsjechië, Engeland, de Verenigde Staten, Roemenië, Peru, Hongarije en Turkije.

Daaronder Louis Wijsenbeek, de latere directeur van het Haagse Gemeentemuseum, komt uit Den Haag. Na de bevrijding treedt Louis toe tot de bekende 'Monuments Men' die geroofde kunst uit heel Europa proberen terug te brengen naar hun rechtmatige eigenaren.Uit de Sovjetunie komt Nicolas Gurowitsch (foto), een man die later als zeer succesvol tenniscoach aan de wieg staat van de carrière van Wimbledon-winnaar Tom Okker. En uit Chili wordt Maruca Reyes-Hagenaar bevrijd, de Nederlandse vrouw van de beroemde Chileense dichter en Nobelprijswinnaar Pablo Neruda.

Relatief veel van die laatste gevangenen zitten enige tijd in de provincies Drenthe, Zuid-Holland en Friesland ondergedoken. Zij worden na het vertrek van de laatste treinen in september 1944 naar Kamp Westerbork gebracht. Zo ook de moeder van Frits Barend. Zij wordt in maart 1945 alsnog opgepakt. Dat alles blijkt uit een historisch onderzoek dat in april 2016 wordt gepresenteerd in het kader van de website www.bevrijdingsportretten.nl. Op de site staan korte biografieën van overlevenden van Kamp Westerbork.

Samenwonen met arrestanten

De Royal Hamilton Infanterie neemt het gezag over en de wachttorens worden bemand met mensen van de Binnenlandse Strijdkrachten. De Canadezen trekken de volgende dag verder richting Assen en de bewoners moeten terug naar het kamp en blijven daar nog weken, omdat de omgeving van het kamp nog te gevaarlijk is en lieden in het kamp die met de Duitsers hebben samengewerkt moeten nog worden opgepakt.

Vijf dagen na de bevrijding worden de eerste NSB'ers in kamp Westerbork gevangen gezet, die bewaakt worden door de nog aanwezige Joodse bewoners. (Tot 1 december 1948 wordt het een interneringskamp voor NSB’ers, Waffen–SS’ers, landwachters en andere van collaboratie met de Duitse bezetter verdachte personen.) Pas in juli mogen de laatsten Joden weg. Zij hebben al die tijd het kamp moeten delen met de arrestanten. Adriaan en Bep van As krijgen na de oorlog van Israël de Yad Vashem-onderscheiding. In 1955 emigreren ze met hun drie kinderen naar Australië.