Op zaterdag 21 augustus 2021 hebben we 's morgens een oorlogswandeling in Slochteren. In de middag gaan we naar Hoogezand om daar enkele plaatsen te bezoeken die te maken hebben met oorlog en verzet. In twee dagen zijn vier verzetsmensen uit Hoogezand omgebracht: Meint Veninga, Jan Huitzing, Kees de Haan en Jan Sangers. Bij de strokartonfabriek in Hoogezand herinnert een monument aan de vijf Nederlanders die op dit bedrijfsterrein op 4 mei 1943 door de bezetter zijn gefusilleerd als gevolg van de April-Meistaking. Tenslotte bezoeken we het Joods monument bij station Hoogezand. De deportatietreinen passeerden station Hoogezand op weg naar Winschoten om over de grens richting Duitsland te gaan op weg naar de vernietigingskampen.

Vier verzetsmensen omgebracht in Hoogezand

We staan voor bakker Meijer in Hoogezand. In de oorlog was dit de bakkerij van Meint Veninga. Hij ving onderduikers op in zijn bakkerij, verstrekte geld en levensmiddelen en verborg wapens en munitie.

Thans kun je bij bakker Meijer heerlijke Groninger koek kopen, wat mijn vrouw Elly uiteraard dan ook deed.

Dezelfde locatie vroeger: voor de bakkerij liep het Winschoterdiep.

Mannen in het verzet van Hoogezand: Van links naar rechts: Meint Veninga, Jan Huitzing, Kees de Haan en Jan Sangers

We horen over deze bakkerij een spannend en tevens dramatisch verhaal. Bakker Meijer heette in de oorlog bakker Veninga, die was gevestigd in hetzelfde pand als die we nu zien. Hier was Meint Veninga bakker. Hij had Jan Huizing als bakker in dienst. Jan Huizing ging zoals toen gebruikelijk was met zijn bakfiets langs zijn klanten om brood te bezorgen. Alleen had hij niet alleen broden in zijn bakfiest, maar ook illegale bladen die illegaal verspreid werden.

 

Dan was er ook Kees de Haan die bakker was in de bakkerij van zijn vader in de Stationsstraat in Sappemeer. Ook hij verspreidde illegale kranten. Bovendien hielp hij onderduikers aan kleding, voedsel en een onderduikadres. Al had laatstgenoemde wel wat voorzorgsmaatregelen genomen in zijn huis, mocht er in plotselinge inval plaatsvinden. In zijn schoorsteen had hij een aantal grote spijkers geslagen die als trap zouden kunnen dienen zodat hij ongezien kon verdwijnen.

Ook Jan Sangers verspreidde illegale lectuur. Bovendien voorzag hij onderduikers van geld en valse papieren.

In dit pand aan de Landstraat in Delfzijl was tijdens de oorlogsjaren de Sicherheitzdienst (SD) in Delfzijl gevestigd. De SD in Delfzijl stond in nauw contact met het Scholtenhuis in Groningen.

De ‘Sicherheitsdienst’ (SD) had in de provincie Groningen, naast het hoofdkwartier in de stad, ook een kantoor in Delfzijl. En ook daar hielden ze zich bezig met het bestrijden van het verzet. Tot en met de zomer van 1944 werden verdachten na een eerste verhoor in Delfzijl vaak doorgestuurd naar het Scholtenhuis in Groningen. Dit veranderde echter toen Adolf Hitler in juli 1944 het ‘Niedermachungsbefehl’ uitvaardigde. Dit bevel hield in dat verzetsmensen (door de bezetter ook wel ‘terroristen’ genoemd) zonder enige vorm van proces doodgeschoten mochten worden. Dit leidde in oktober 1944 tot een reeks executies in Hoogezand.

5 oktober 1944 was een dramatische dag. Een accountant in Baarn, die vroeger woonde in Hoogezand, G.J. Ottens, had een lijstje met namen en bijzonderheden van illegale werkers. Op dat lijstje stonden Fokko Boelens, Jan Huizing, Jan Koops, Geert iechertjes, Reichenbach, Smit, Drenth, Lambeek, Blaak en Jan Overman. Vijf SD'ers en twee landwachters gingen naar Hoogezand en Sappemeer. In eerste instantie gingen de SDérs de manufacturenwinkel binnen van Derk Blaak, naast het gemeentehuis om naar illegale bladen te zoeken. Derk Blaak, die zich helemaal niet bemoeide met de illegaliteit, werd onder druk gezet en gefouilleerd. Een weekoverzicht van Engelse nieuwsberichten werd in zijn zak gevonden. Hij bekende onder druk dat hij dat weekoverzicht had gekregen van zijn vriend Jan Sangers. Blaak werd gearresteerd en meegenomen om het huis van Jan Sangers aan te wijzen. Echter, de SD was waarschijnlijk op zoek naar Andries Blaak, de zwager van Jan Huizing. Hij had in zijn werkplaatsen inderdaad illegale spullen. Derk Blaak werd onder bewaking van de SD achtergelaten in het huis van Jan Sangers. Jan Sangers werd in een auto meegenomen om het huis van bakker Veninga in de Brugstraat aan te wijzen. Kort nadat de Duitse auto's waren vertrokken kwam Jan Overman aan bij het huis van Jan Sangers om hem te waarschuwen. Hij liep in de armen van de achtergebleven SD'ers. Hij werd gearresteerd en gefouilleerd. Bij hem werden ook illegale bladen gevonden. Siert Bruins mishandelde Overman.

Voor de bakkerij van Meint Veninga. Van links naar rechts staande: Roel Stoker, de latere ober bij Faber, Jan Koops, Willem van den Berg, Bas van der Jagt en Ko de Muinck. Geknield: Harm Zwiers en Jan Huizing.

Ondertussen waren de andere SD'ers met Jan Sangers bij het huis van bakker Veninga aangekomen. Toen de bakkers, waaronder enige onderduikers, de SD'ers zagen renden ze alle kanten op. Een ruit werd ingeslagen, er werd geroepen "Hände hoch". Tegelijkertijd viel er een schot en werd Harm Zwiers in het been getroffen. Hij liep naar buiten maar werd nog een keer beschoten en viel neer. Bakker Veninga werd op dat moment doodgeschoten. Jan Koops was uit een raam gesprongen en werd opgevangen door landwachter Schotema. Harm Zwiers werd op een divan gelegd. Jan Sangers werd gehaald om te bevestigen dat ze Jan Huizing gearresteerd hadden. Een inmiddels gearriveerde dokter wiist van de SD gedaan te krijgen dat Harm Zwiers naar een ziekenhuis vervoerd mocht worden. Hij kon alleen maar de dood bij bakker Veninga constateren.

In de Groninger Archieven bevindt zich de verzetskaart van Meint Veninga.

Alle in de bakkerij aanwezige arrestanten, waaronder Jan Sangers, moesten met de handen omhoog naar de school in Martenshoek lopen, war ze in het huis naast de school met hun gezicht tegen een muur werden gezet.

In het museum Bevrijdende Vleugels in Son zag ik deze diorama waarbij een politieagent in Schalkhaar assistentie biedt aan de SD bij het arresteren van een verzetsstrijder.

Bij één van de verhoren viel de naam Kees de Haan. Zijn zus Marie hoorde van de melkboer dat er een overval was geweest bij bakker Veninga en dat er doden waren gevallen. Kees was nog in de bakkerij toen de SD kwam. De SD'ers Rish, Venema, Bruins en Sikkema hadden zich het huis van Kees de Haan laten aanwijzen door Bas van der Jagt, bakkersknecht bij bakkerij Venema. Het hele huis werd doorzocht maar er werd niets gevonden. Later vond Marie in haar naaimachine pamfletten. Dus had de SD niets gevonden Kees werd, nadat eerst nog Jan Overman, Derk Blaak en de SD'ers die zich nog steeds in het huis van Jan Sangers bevonden waren opgehaald, ook naar de school in Martenshoek gebracht. Jan Overman werd mishandeld en raakte korte tijd buiten bewustzijn. Alle gearresteerden werden aan een verhoor onderworpen. De Ortscommandant in Hoogezand Bordeaux gaf de opdracht alle personen als afschrikwekkend voorbeeld standrechtelijk te executeren. Echter niet allen werden geëxecuteerd, maar de volgens de S.D. twee ergste gevallen Jan Huizing en Jan Sangers. Drie weken na deze dramatische gebeurtenis werd de jongste dochter van Jan Sangers geboren. De overige arrestanten werden naar de Molenberg in Delfzijl gebracht, waar de S.D. een gevangenis had.Op zaterdag 7 oktober 1944 werd Kees de Haan op het Rooms Katholieke kerkhof in Delfzijl geëxecuteerd. Binnen 2 dagen waren 4 verzetsmensen uit de gemeente Hoogezand ter dood gebracht.

Van links naar rechts: Meint Veninga, Jan Huitzing, Kees de Haan en Jan Sangers

Meint Veninga, Jan Sangers, Jan Huitzing en Kees de Haan

 

De vier mannen die het leven lieten werden na de oorlog geëerd door een straat naar hen te noemen. In mei 1948 werden de namen veranderd. Zo werd de Stationsstraat de Kees de Haanstraat, de Schoolstraat de Jan Huitzingstraat, de Brugstraat de Meint Veningastraat en de Eiklaan werd de Jan Sangersstraat.

Hoofdstraat 31 Hoogezand: voormalig gemeentehuis.

In de oorlog was dit het gemeentehuis van Hoogezand. Hier speelden zich dramatische taferelen af. In het gemeentehuis werden de bonkaarten opgeslagen van het distributiekantoor. Bij een overval door de KP werd in de kamer links-voor de aanwezige wachtmeester der politie Hendrik van Bijssum gesommeerd de kluis te openen. Hij greep in plaats daarvan naar zijn revolver en werd neergeschoten. Er werd alarm gegeven en de groep vluchtte. 20 februari 1944 – Overval op voormalig gemeentehuis Hoogezand mislukt
In de nacht van 19 op 20 februari 1944 pleegde de knokploeg Slochteren een overval op het voormalige gemeentehuis van Hoogezand (zie foto). De ploeg had zich van tevoren goed voorbereid. Zo hadden ze medewerking van enkele gemeenteambtenaren en waren ze in het bezit van een namaaksleutel van de kluis die in het gemeentehuis stond. Het doel van de overval was om de in de kluis aanwezige bonkaarten en wapens mee te nemen. Maar de overval liep anders dan ze hadden verwacht en gehoopt.
Het gemeentehuis van Hoogezand was bewaakt en gebarricadeerd omdat er in Nederland steeds vaker overvallen werden gepleegd op gemeentehuizen en distributiekantoren. Het gebeurde wel dat de bewakers van dergelijke gebouwen meewerkten aan een overval of dat ze werden gedwongen om mee te werken, zodat er geen erge dingen gebeurden. Bij de overval in Hoogezand was dit echter niet het geval.
De knokploeg begon de overval door tralies en een raam te verbreken en door te dringen tot voor in het gemeentehuis. De eerste bewakers werden uitgeschakeld door middel van ether. Politiewachtmeester Hendrik van Bijssum was ook aanwezig. Hij werd gesommeerd om de kluis te openen met de namaaksleutel. Maar in plaats van mee te werken greep hij naar zijn revolver, wat het einde van zijn leven betekende. De politieman werd doodgeschoten. Door het lawaai werd er al snel alarm geslagen waardoor de knokploeg hals over kop moest vluchten. De overval was helemaal verkeerd gegaan.

Diezelfde nacht werd er nog een overval gepleegd, ditmaal op het distributiekantoor tegenover de spoorwegovergang naar de Kalkwijk, gelegen vlak onder Hoogezand. Deze overval slaagde wel, er werden namelijk meerdere stamkaarten buitgemaakt. Deze kaarten werden in zakken gedaan en vervolgens verstopt in de vijvers van het Oosterpark in Hoogezand. Het verzet heeft de stamkaarten echter niet kunnen gebruiken, want de zakken kwamen pas na de oorlog weer boven water.

April-Meistaking 1943

We staan bij de poort van de strokartonfabriek in Hoogezand. Het monument aan de Meint Veningastraat te Hoogezand (gemeente Hoogezand-Sappemeer) is opgericht ter nagedachtenis aan vijf Nederlanders die op dit bedrijfsterrein op 4 mei 1943 door de bezetter zijn gefusilleerd als gevolg van de April-Meistaking.
De namen van de vijf slachtoffers luiden: G. Imbos, C. Luinstra, P. Nieuwold, W.A. van Rossum en R. Terpstra. Na de fusillade zijn de vijf lichamen naar natuurgebied Appèlbergen in Glimmen gebracht en daar vermoedelijk begraven. De stoffelijke overschotten zijn, ondanks vele onderzoeken, nooit gevonden.

In 1943 werd door 'Wehrmachtsbefehlshaber' generaal F. Christiansen aangekondigd dat 300.000 Nederlandse militairen alsnog in krijgsgevangenschap zouden worden afgevoerd. Dit nieuws verspreidde zich als een lopend vuurtje door Nederland, nog voordat de officiële bekendmaking in de avondbladen van donderdag 29 april 1943 verscheen. Drukkerij Smit aan de Telgen in Hengelo had diezelfde middag het nieuws namelijk al op de ruiten van de drukkerij geplakt, zodat iedere voorbijganger het onheilspellende bericht kon lezen. Als protest tegen deze maatregel brak spontaan overal in Nederland de April-Meistaking uit. De bezetter reageerde furieus. Met goedkeuring van dr. Seyss-Inquart werd het 'Polizei-Standgericht' ingevoerd. Bedrijfsfunctionarissen kregen het bevel om maandag 3 mei 1943 het werk te hervatten. Mensen die geen gehoor gaven aan deze oproep, konden op zware straffen rekenen.

Tijdens de April-Meistakingen van 1943 wordt in de Kerkstraat in Veendam de chauffeur van een GADO-bus het rijden belemmerd door stakers.

In de drie noordelijke provincies werden zestig mensen omgebracht om de wilde staking neer te slaan, onder wie de vijf mannen op het bedrijfsterrein van de N.V. Cartonfabriek Beukema & Co. Van 34 mensen werd het lichaam meegenomen 'naar een onbekende plek' om de bevolking extra te intimideren. Verschillende ooggetuigen wezen eind 1945 een plek aan op het voormalige militaire oefenterrein de Appèlbergen te Glimmen. Daar werden toen negentien slachtoffers gevonden. Vier jaar later bleek dat er nog meer vermisten in de Appèlbergen begraven moesten liggen. Verschillende zoekpogingen mislukten. Volgens een gedetailleerde reconstructie van de gebeurtenissen in 1943 en 1945 liggen de omgebrachte slachtoffers begraven in het Grote Veen van de Appèlbergen. Deze reconstructie is gemaakt op grond van vele documenten die in verschillende archieven werden bewaard, gecombineerd met studie van omgeving, bodem en geschiedenis. Er zijn vervolgens verschillende onderzoeken gedaan naar de plaats waar de vermisten zouden zijn begraven. In 1991 hebben de Koninklijke Luchtmacht en de Technische Universiteit van Delft met behulp van speciale apparatuur bodemonderzoek gedaan, maar geen sporen van een begraafplaats kunnen ontdekken. Ook tijdens vervolgonderzoek, dat in 2003 mogelijk werd toen delen van het moeras werden drooggelegd, konden de graven niet worden gevonden. Omdat het vrijwel zeker is dat de vermiste slachtoffers in het Grote Veen van de Appèlbergen begraven liggen, heeft de Werkgroep Appèlbergen besloten daar een monument te plaatsten.

Oprichting
Het bedrijf dat thans op het terrein van de voormalige N.V. Cartonfabriek Beukema & Co is gevestigd, Kappa Graphic Board, kreeg geregeld vragen van nabestaanden en andere geïnteresseerden over wat er precies is gebeurd op 4 mei 1943. Ook zouden enkelen graag de exacte plaats van de fusillade bezoeken, wat overigens niet mogelijk is, omdat er na de oorlog veel is veranderd. Het fietsenhok waar de fusillade heeft plaatsgevonden is weg en er zijn nieuwe productiehallen en kantoren voor in de plaats gekomen. Duidelijk is dat de gebeurtenis nog lang niet vergeten is en dat er behoefte is aan een blijvende en tastbare herinnering. Met het plaatsen van een gedenkplaquette wilde Kappa Graphic Board graag aan deze behoefte tegemoetkomen.

Onthulling
Het monument is onthuld op 1 mei 2004 door de directeur van Kappa Graphic Board, de heer Kees van Zijderveld, en burgemeester Mirjam Salet.

Bron: 4en5mei.nl

Heeft niet met de oorlog te maken, maar wel met de geschiedenis van de strokartonfabrieken in de provincie Groningen. Bij de fabriek staat een Kollersteen, die is geplaatst ter gelegenheid van het 85 jarig bestaan van de strokartonfabriek Beukema & Co. Strokarton is een vorm van massief karton, gemaakt uit strovezels die uit de strohalmen zijn vrijgemaakt door de inwerking van kalkmelk.

Jodenvervolging

Het Joods Monument herinnert de inwoners van Hoogezand aan haar Joodse medeburgers die tijden de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen.

In de zuil is een Joodse kandelaar (Menora) gegraveerd.
Op de zuil ligt een plaquette met de tekst:Het Joods Monument herinnert de inwoners van Hoogezand aan haar Joodse medeburgers die tijden de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen.

In de zuil is een Joodse kandelaar (Menora) gegraveerd.
Op de zuil ligt een plaquette met de tekst:

1940 – 1945
Zij zijn zo ver verleden
Wat namen op een steen
Toch zijn zij nog heden
Zichtbaar om ons heen

Voor het station Hoogezand staat een herinneringszuil dat herinnert aan de deportatietreinen die dit station passeerden. Van 15 juli 1942 tot 13 september 1944 vertrok eerst tweemaal in de week en vanaf 1943 iedere dinsdag een deportatietrein uit doorgangskamp Westerbork, ook wel de Jodentrein genoemd. Langs onder meer de stations van Kropswolde, Martenshoek, Hoogezand, Sappemeer Oost en Zuidbroek reed 97 keer een trein naar de concentratie- en vernietigingskampen in Auschwitz, Bergen-Belsen, Sobibor of Theresienstadt met in totaal bijna 107.000 Joden, Roma, Sinti en verzetsstrijders. Op 13 september 1944 vertrok de laatste trein vanuit kamp Westerbork naar Bergen-Belsen. Slechts 5.000 uit Westerbork gedeporteerden overleefden de oorlog.

Herinneringszuil, detail

Uit de trein gegooid briefje

De bevrijding

Op 11 april 1945 betreden de geallieerden eindelijk het Groningse land. Vanuit het zuidoosten bevrijden de Polen Westerwolde en het Oldambt en op 13 april bereiken ze Veendam. Op deze dag bereiken de Canadezen de stad Groningen en kwam het 8e Canadian Reconnaissance Regiment via de Woldweg Hoogezand binnen. Probleem was echter dat de meeste bruggen waren opgeblazen. De niet afgegane bom onder de brug bij de Burgemeester Van Rooyenstraat weerhield de Canadezen er echter van om deze brug te gebruiken. De Canadezen trokken richting Martenshoek, maar Martenshoek had geen brug! Het volk moet in opperbeste stemming zijn geweest, want het brugprobleem was al snel opgelost. Met materiaal van oud-ijzerhandelaar Simons werd een overgang over de sluis gemaakt. De bruggen bleven niet lang kapot. Met zolderschuiten en gewone pramen (platbodem vaartuigen) werden ze voorlopig weer hersteld. Ondertussen opende het zwaar beschadigde Hotel Faber haar deuren voor onze bevrijders. Ook Muntendam komt niet ongeschonden uit de strijd. Ook daar wordt op 13 april de brug (in Tussenklappen) opgeblazen. Kort daarna kwamen er schepen begeleid door Duitsers aangevaren. Doordat de brug in het water was gevallen, werd het scheepvaartverkeer gestremd. Door middel van handgranaten lieten de begeleidende soldaten de schepen zinken. Verschillende schepen bevatten echter levensmiddelen, dus de Muntendammers lieten het er niet zomaar bij zitten. Men trachtte de half gezonken schepen te plunderen. Uiteindelijk worden de schepen met hulp van de politie en de O.D. (Ordedienst: een belangrijke illegale organisatie tijdens WOII) gelost en wordt de inhoud opgeslagen onder controle van de O.D. Die avond, toen de Polen al in Veendam waren, worden in het gemeentehuis wapens uitgedeeld. Op 14 april was er nog altijd geen geallieerde soldaat te zien in Muntendam. Dus neemt men het heft in eigen hand. Als eerste wordt de NSB-burgemeester Heikens van Muntendam gevangen genomen. In de loop van de dag werden meer NSB-ers gevangen genomen en ook de zogenaamde ‘Lunenburgers’ (uitgeweken NSB-ers naar Duitsland die door Duitsland teruggestuurd werden) pakt men op. Ongeveer 450 mensen werden opgesloten in de scholen die als interneringskampen werden ingericht, voordat de gevangen uiteindelijk naar de polder werden overgebracht. De interneringskampen werden eind augustus opgeheven.

Op Dolle Dinsdag 5 september 1944 vluchten Duitsers en NSB'ers halsoverkop naar Duitsland omdat volgens berichten van de BBC en Radio Oranje de geallieerden de geallieerden in opmars zijn in Nederland.

De tijdens de bevrijding van Hoogezand en Sappemeer opgeblazen Bonthuizerbrug.

Gealieerde bren-carrier rijdend op de Noorderstraat, later ter hoogte van nummer. 67. Rechts de Veenkoloniale Bank.

De bevrijding van Muntendam.

De Binnenlandse Strijdkrachten (BS) tijdensde bevrijding bij het gemeentehuis aan de Kerkstraat, later nummer 25.

Samengestroomde menigte voor de opgeblazen Hoogezandsterbrug tijdens de bevrijding

De nationale driekleur kort na de bevrijding voor de boerderij van de Familie Smit aan Verlengde Hoofdstraat, later Meint Veningastraat nummer 75 in Hoogezand.