Op zondag 28 juli 2019 bezochten we het Nationaal Ereveld Loenen. Zeer indrukwekkend. Een gids van de Nederlandse Oorlogsgravenstichting gaf een rondleiding langs de graven.Nationaal Ereveld Loenen is een erebegraafplaats gelegen in Loenen nabij Apeldoorn, die op 21 maart 1949 in gebruik werd genomen en op 18 oktober 1949 door prinses Wilhelmina officieel werd geopend. Er liggen bijna 4000 Nederlandse oorlogsslachtoffers. Het zijn burgers die zich hebben verzet tegen de bezetter of omgekomen zijn tijdens gevechtshandelingen. Op het ereveld vindt men naast de graven van gesneuvelde militairen uit de Tweede Wereldoorlog vooral ook de graven van verzetsmensen, dwangarbeiders, joden, krijgsgevangenen, onderduikers en slachtoffers uit het voormalig Nederlands-Indië. En sinds de jaren '80 vormt het ereveld niet alleen de laatste rustplaats voor slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog. Ook militairen en burgers die omgekomen zijn tijdens humanitaire en vredesmissies worden er (her)begraven.

De ingang van Ereveld Loenen

Mijn vrouw Elly print een route uit langs de graven via een informatiezuil.

Bastiaan Jan Ader ('s-Gravenzande, 30 december 1909 - Veenendaal, 20 november 1944) was een Nederlands predikant en verzetsstrijder tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Na zijn studies maakte Ader in 1937 per fiets een solo pelgrimsreis van Amsterdam naar Jeruzalem. Vanaf 1938 was hij voorganger in de Nederlands-hervormde kerkelijke gemeente te Nieuw-Beerta. Sinds het begin van de oorlog werkte hij binnen de LO in het verzet. Zijn verzetsnaam was 'Van Zaanen'. Tijdens de oorlog werd zijn pastorie een centrum voor hulp aan Joden, onderduikers en piloten. Ader en zijn vrouw Johanna Adriana Ader-Appels namen zelf acht onderduikers in huis en verzorgden het onderduiken van vele anderen en regelden de distributiebonkaarten. Ds. Ader was betrokken bij het redden van Joden uit de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam. In 1944 was hij de spil achter een plan om Kamp Westerbork te ontzetten. Zijn vroegtijdige arrestatie blokkeerde de uitvoering van het plan. Verzet
De dominee verrichtte ook buiten zijn eigen gemeente veel verzetswerk. Toen hij op 22 juli 1944 in Haarlem op weg was, werd hij gearresteerd en opgesloten in Haarlem en spoedig daarna overgebracht naar de gevangenis aan de Weteringschans in Amsterdam. Als represaillemaatregel voor een aanslag op een Duitse militair is hij bij Veenendaal gefusilleerd en aanvankelijk daar begraven. Op de fusieladeplaats werd na de oorlog een wit kruis geplaatst, dat bij de zeventigjarige herdenking van het gebeuren werd vernieuwd. Jaarlijks vindt bij Het kruis op de berg op 20 november een herdenking plaats. Na de oorlog werd het stoffelijk overschot van Ader overgebracht naar het Ereveld Loenen.

Een van de kinderen van Ader was de kunstenaar Bas Jan Ader. In 2006 maakte Wiebe Klijnstra voor RTV Noord de documentaire Taai en fel gestreden over de dominee. Tijdens de zeventigjarige herdenking van de fusillade werden op het terrein van Ichthus College in Veenendaal bomen geplant voor ds. Ader en de andere vijf mannen met wie hij stierf. In mei 2015 verscheen "Het kruis op de berg", waarin hun verzetswerk wordt beschreven.

Bron: Wikipedia

Martinus Antonius Marie Bouman. Geboren op 5 mei 1899 in Gouda, voormalige 1e luitenant van het KNIL, hoofdcontroleur van de C.C.D. (Centrale Controle Dienst) in Roermond. Bouman was eerst in eigen kring en later als lid van de Ordedienst leider van het ondergrondse verzet, met de schuilnamen Bob Eikenhout. Met de hem als ambtenaar ter beschikking staande auto heeft hij veel leden van geallieerde vliegtuigbemanningen en uit Duitsland ontsnapte geallieerde krijgsgevangenen naar veiliger oorden vervoerd, waarvoor hem postuum door de Amerikaanse, Britse en Franse regeringen onderscheidingen zijn toegekend.

Bouman speelde een belangrijke rol in de April-Meistaking in Midden-Limburg. Hij vervaardigde stakingsoproepen en liet onder CCD-personeel een solidariteitsverklaring ter ondertekening circuleren. Hierdoor kwam de Sipo hem op het spoor. Toen hij hoorde dat twee van zijn gearresteerde ondergeschikten zouden worden gefusilleerd als hij zich niet kwam melden, reed hij meteen naar de Sicherheits Polizei in Maastricht en stelde zich vrijwillig ter beschikking. Hij vroeg vrijlating van zijn ondergeschikten, omdat hij hen opdracht had gegeven om in staking te gaan. Bouman moest met de twee collega’s en nog vier anderen op 2 mei 1943 voor het politiestandrecht in Maastricht verschijnen. Nitsch beschuldigde hem ervan een stakingsoproep te hebben vervaardigd, die door de twee anderen bij de CCD waren verspreid. Zijn eis tot doodstraf werd door het standrecht overgenomen. In de avond van diezelfde dag werd Bouman met nog zes anderen op De Hamert gefusilleerd. Vanwege zijn handicap (Bouman leed aan multiple sclerose) kon hij daarbij niet staan. Nitsch stond hem daarom toe om zijn executie zittend op een stoel op een verhoging te ondergaan. Hij werd met Boogerd op 8 juli 1946 onder grote belangstelling herbegraven op de begraafplaats ‘Tussen de Bergen’ in Roermond. Bouman ligt nu begraven op het Nederlandse ereveld in Loenen, vak E grafnummer 55. Zijn weduwe ontving op 10 augustus 1953 postuum het ridderschap in de Militaire Willemsorde 4e klasse uit handen van koningin Juliana. Naar Bouman is in Roermond een straat genoemd.

Bronnen: J. Keltjens e.a., Arcen ’n dorp in oorlogstijd (Arcen 1986) 54-57; A.P.M. Cammaert, Het verborgen front. Een geschiedenis van de georganiseerde illegaliteit in de provincie Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog (Leeuwarden/Mechelen 1994)

Jan Thijssen werkte voor de oorlog als elektrotechnisch medewerker bij de PTT, waar hij zich bezig hield met het opsporen van illegale zenders.
Toen de Duitsers ons land waren binnengevallen kwam hij al snel op het idee om een landelijk radiografisch netwerk op te zetten ten behoeve van de illegaliteit. In 1942 kwam hij in contact met de Ordedienst (O.D.), een van de belangrijkste landelijke ondergrondse organisaties die geleid werd door beroepsofficieren en militair van karakter was. Hij ontvouwde zijn plan aan de chef-staf van de O.D. Jonkheer P.J. Six die ermee instemde. Dankzij Thijssens inzet kwam het landelijke verbindingsnet nog grotendeel in 1942 gereed. Veel steun ondervond hij daarbij van de bij de N.V. Philips in Eindhoven werkzame chemicus J. Hoekstra, die er met hulp van een familielid in slaagde – clandestien – de hand te leggen op voor het radionet belangrijke onderdelen uit de Philipsfabrieken.

Thijssen raakte vervolgens teleurgesteld toen hem duidelijk werd dat de O.D. zijn radionet uitsluitend wilde gebruiken voor eigen doeleinden. Ook ergerde hij zich aan de veel te passieve houding van de O.D. Hij was een voorstander van een nieuwe overkoepelende organisatie die zich volledig moest toeleggen op actief verzet zoals sabotage en in nauw contact moest staan met de geallieerden. Eind april 1943 richtte hij samen met zes andere illegale werkers, waaronder de communist D. van der Meer uit Amersfoort de “Raad van Verzet in het Koninkrijk der Nederlanden” (R.V.V.) op.
Van der Meer trok zich een maand later terug en werd opgevolgd door G. Wagenaar, een van de landelijke voormannen van de Militaire Commissie (M.C.), de verzetsorganisatie van de Communistische Partij van Nederland (C.P.N.).
Bij de April-Mei stakingen in 1943, die spontaan uitbraken naar aanleiding van de bekendmaking van de Duitse generaal Christiansen dat alle voormalige soldaten van het Nederlandse leger onmiddellijk weer in krijgsgevangenschap moesten gaan, riep Thijssen op tot een boycot van de maatregel en het plegen van sabotage. Hij stelde Londen via zijn eigen zender als eerste op de hoogte van de stakingen en van zijn voorgenomen acties.

De R.V.V. voerde gedurende 1943 en 1944 liquidaties uit, deed overvallen op distributiekantoren en bevolkingsregisters en verrichtte sabotagedaden.
Het doel van de R.V.V. om een overkoepelende functie te krijgen binnen het actieve verzet kwam echter niet tot stand. Dit kwam onder andere doordat het door de illegale C.P.N. uitgegeven verzetsblad “De Waarheid” zich steeds meer met de R.V.V. ging identificeren waardoor de organisatie, overigens ten onrechte, een communistisch stempel kreeg. Ook de O.D. en de R.V.V. konden niet met elkaar opschieten waardoor de chef-staf van de O.D. Jonkheer P.J. Six in december 1943 Jan Thijssen aan de kant zette als hoofd radiodienst van de O.D. Ook bestond er veel rivaliteit tussen de R.V.V. en de Landelijke Knokploegen (L.K.P.).

Vanaf april 1944 onderhield de R.V.V. een zendverbinding met het in Londen gevestigde Bureau Inlichtingen (B.I.) wat mede tot stand was gekomen door Thijssen's vriend en medewerker A.W.M. Ausems die in Engeland een opleiding tot geheim agent had gekregen. In juli 1944 was er op kasteel Deurne een bijeenkomst van de landelijke leiders van de R.V.V. Bij deze bijeenkomst stelde Thijssen voor om een Operatie Centrum op te richten die hij zelf zou leiden. Ook moesten de bestaande R.V.V.-groepen op korte termijn omgesmeed worden tot kleine sabotagegroepen, die hoofdzakelijk moesten optreden tegen het Duitse Leger.

De geallieerde opmars in West Europa gaat mede door het lokale verzet sneller dan gepland. Eind augustus werden ook de L.K.P. en de R.V.V. voor het eerst met wapendroppings bevoorraad en gaf het geallieerde opperbevel het startsein voor grootschalige sabotageacties van het Nederlandse spoorwegnet. Er was echter ook verdeeldheid tussen de R.V.V. van Jan Thijssen en de L.K.P. van Frank van Bijnen, die op 25 augustus 1944 binnen de L.K.P. tot Landelijk Sabotage Commandant was benoemd. Problemen konden niet uitblijven en op 12 september gaf de kersverse bevelhebber van de Binnenlandse Strijdkrachten (B.S.) Prins Bernhard opdracht aan de L.K.P., de R.V.V. en de O.D. om voortaan overleg (het zogeheten Delta-overleg) te voeren om zo een eind te maken aan de contraproductieve rivaliteit tussen de verschillende organisaties. Kolonel Henri Koot ging daarbij in op het verzoek het commando van de B.S. op zich te nemen. Daarbij bedong hij wel zijn hoofdkwartier in Amsterdam te mogen vestigen. Echter Jan Thijssen en Frank van Bijnen waren toen dag en nacht betrokken bij de ondergrondse operaties rond de slag om Arnhem die op dat moment gaande was. Zij waren daardoor niet aanwezig bij het Delta-overleg in Amsterdam. De O.D. trok daardoor steeds meer macht naar zich toe. Iets wat Thijssen niet duldde. Hij wilde o.a. de gedropte wapen zelf. Ook kwam hij in conflict met Frank van Bijnen en dreigde er een crisis te ontstaan bij de B.S. De weken lang slepende ruzie komt tot een uitbarsting als op 1 november ‘Commandant Delta’ Koot Jan Thijssen uit zijn functie zet. Enkele dagen daarna werd Thijssen op 8 november 1944 door de Duitsers gearresteerd op de autoweg van Rotterdam naar Den Haag toen hij in een Rode Kruis auto meereed. Thijssen werd overgebracht naar de gevangenis in Zwolle. Op 8 maart werd Jan Thijssen gefusilleerd. Hij was één van de 116 gevangenen (merendeel verzetslieden) die uit diverse gevangenissen kwamen en werden gefusilleerd bij de Woeste Hoeve als represaille voor de aanslag op SS-Obergruppenfuhrer und General der Waffen-SS und der Polizei, Hans Rauter. De gevangenen werden in vijf groepen van twintig en één van zestien bij Woeste Hoeve op de plaats van de aanslag geëxecuteerd. De Duitse Oberwachtmeister der Ordnungspolizei Helmut Seijffards die weigerde deel uit te maken van het vuurpeloton, werd ook ter plekke geëxecuteerd. Van alle mensen die naar de executieplaats werden geleid, was Jan Thijssen de enige die trachtte te ontsnappen, een opmerkelijk staaltje van opstandigheid en verzet tot het bittere einde. In zijn Zwolse cel schreef hij een aantal leuzen op de muur "Ons slaat geen stormwind neder", “Het hart kent zijn eigen droefheid alleen” en “Spijt, smart en schrik door dun en dik. De dood steeds in ’t zicht na vreselijk gericht. Gestreden onversaagd tot de vrijheidzonne daagt!”.

Bron: Traces of War

Veteranen die in het Nederlandse leger hebben gediend, krijgen een eigen begraafplaats naast het Ereveld in Loenen. Op het Ereveld zelf is alleen plaats voor militairen die tijdens oorlogshandelingen of vredesmissies zijn gesneuveld.

18 april 2008: Eerste luitenant Dennis van Uhm (23)  en Soldaat Mark Schouwink (22) sneuvelen tijdens een verplaatsing ten noorden van Tarin Kowt. Van Uhm is de zoon van generaal Peter van Uhm, die een dag eerder Dick Berlijn was opgevolgd als Commandant der Strijdkrachten. De militairen rijden met hun MB-jeep op een bermbom. Twee andere inzittenden raken zwaar gewond.

Bron: Nederlandse oorlogsgravenstichting

Hoewel er al tal van doden waren (her)begraven op het ereveld in Loenen, opende prinses Wilhelmina pas op 18 oktober 1949 het ereveld officieel. Zelf legde ze een krans in de vorm van een margriet, onder het houten wandbord met daarop de omgekomen Engelandvaarders. Dit wandbord, dat in de oorlog in het Londense tehuis van Engelandvaarders 'Oranje Haven' hing, was door prinses Wilhelmina aan de Oorlogsgravenstichting geschonken.